Het werkbezoek van VVL aan buurthuis ’t Lampeke en kinderwerking Fabota, Compagnie Tartaren dd. 11.10.2014
Leuven beschikt als provinciehoofdstad ongetwijfeld over een aantal zichtbare troeven. Maar een stad van dergelijke omvang heeft ook een onzichtbare onderkant van armoede. Tussen de Vaartkom en de Blauwe Hoek situeert zich de Ridderbuurt. Dit is een stadsdeel met een hoge concentratie van kwetsbare mensen waar generatiearmoede, een lage opleidingsgraad en een grote interculturaliteit de belangrijkste factoren uitmaken.
Vanuit het jaarthema ‘verbinden’ heeft VVL een eerste activiteit ingevuld met een bezoek aan precies deze buurt, aan drie organisaties: buurthuis ’t Lampeke, kinderwerking Fabota en het sociaal-artistiek theatergezelschap Compagnie Tartaren. Ze gaan op een doordachte manier om met personen in armoede en met de uitsluiting die hiermee gepaard gaat. De bedoeling van VVL heeft alles te maken met het verwerven van inzicht omtrent het kernbegrip ‘verbinden’ in deze specifieke context. Wat betekent verbinden voor de organisatie? Werkt de organisatie expliciet rond verbondenheid? Hoe krijgt verbondenheid intern vorm, tussen de mensen van de doelgroep binnen de organisatie? En hoe komt verbondenheid extern tot stand, tussen de doelgroep en de bredere samenleving? Wat zijn hefbomen en hinderpalen voor het creëren van verbondenheid? Etc…
Buurthuis ’t Lampeke overkoepelt vier kernwerkingen: de volwassenwerking van het buurthuis zelf, de kinderwerking Fabota, de jongeren-werking Den Tube en de dagopvang De Wurpskes. Die gelaagde werking resulteert in een gediversifieerde doelgroep: baby’s, peuters, kleuters, kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. De vzw ressorteert onder de socio-culturele sector. Compagnie Tartaren staat bekend als een sociaal-artistiek productiehuis; op Vlaams niveau hoort de werking thuis in het kunstendecreet. Naast een grote bekommernis voor het sociaal-participatieve luik behoort het aanbieden van kunstcreaties tot de kerntaken van de organisatie. Kwetsbare mensen fungeren er als volwaardige acteurs en ze acteren onder de leiding van professionele regisseurs. Buiten deze externe realisaties besteedt Compagnie Tartaren veel zorg aan de interne werking via vorming, workshops en theaterbezoeken. Als woordvoerster voor ’t Lampeke en Fabota spreekt coördinatrice Karin Nelissen; artistiek leider Wim Oris doet dat voor Compagnie Tartaren. De twee gesprekspartners maken zich zorgen over de toenemende individualisering en over de verharding van het discours ten aanzien van ‘de Ander’. Hun getuigenis komt neer op een volgehouden oproep tot openheid en ‘verbinden’.
’t Lampeke en Fabota
Voor ’t Lampeke is de problematiek van kansarmoede veel breder dan een louter financieel probleem: het betreft een veelheid van achterstellingen. Het buurthuis werkt daarom vanuit een integrale aanpak rond verschillende levensdomeinen. Kansarmoede vraagt altijd en overal om maatwerk. Binnen de armoede-populatie zitten drie lagen verscholen: de generatie-armen (het valt erg moeilijk om hieruit weg te geraken); de nieuwe armen (ze beschikken wel over het netwerk en de tools om zich hier uit te werken) en allochtonen/vluchtelingen (een gemengde groep met de tragiek van niet-erkende diploma’s, analfabetisme, taalproblemen en oorlogsslachtoffers). Deze armoede heeft een zichtbare kant met een slechte huisvesting, kinderen die geen kansen krijgen op een gelukkig leven, een slechte gezondheid en ofwel geen werk ofwel een arbeid die thuishoort in een grijs/zwart circuit. De onzichtbare zijde van deze armoedeproblematiek uit zich via constante stress, een laag zelfbeeld, weinig tools en eigen gedragscodes. Deze onzichtbare elementen kunnen op minder begrip rekenen van de buitenwereld. Sterker nog, recent heeft het discours inzake armen een neerbuigend, paternalistisch en beschuldigend karakter gekregen. In de totale werking heeft 80 procent van de bereikte personen te maken met armoede; 20 procent behoort tot de middenklasse. Tegenover deze problematiek wordt een dienstverlening uitgetekend. Het doel is om mensen, indien mogelijk, te begeleiden naar het reguliere circuit. Maar het doel kan evenzeer zijn om – ook zonder die ‘integratiefinaliteit’- deze personen te omkaderen, hun zelfbeeld te verbeteren, hun eigenwaarde terug te geven. Na de inschrijving in het buurtwerk wordt er niets opgedrongen, de regels zijn minimaal. Eigenwaarde en onvoorwaardelijkheid staan centraal. Door dit laatste blijft Fabota als een familie in contact met haar mensen, blijft ze opereren als aanspreekpunt voor het OCMW, scholen, sociale huisvesting, thuisbegeleidingsdiensten… In de globale werking wordt een onderscheid gemaakt tussen het basiswerk en de projectwerking. Het basiswerk omvat de kinderwerking met speelpleinwerking en naschoolse opvang; de buurtwerking met buurtmaaltijden en een tweedehandswinkel; het buurthuis met een heuse projectwerking waardoor de activiteiten een uitbreiding kennen en na afloop van het initiële project soms zelfs worden verzelfstandigd. Voorbeelden zijn het wijkgezondheidscentrum ‘De Ridderbuurt’ en het kinderdagverblijf ‘De Wurpskes’. Inzake beleids-beïnvloedend werk noteren we eerder een ontgoocheling inzake de Vlaamse overheid. Er tekent zich recent een groot gebrek af aan empathie en begrip voor de doelgroep. Forse doorbraak was ongetwijfeld het ‘Algemeen Verslag over de Armoede’ uit 1994, opgesteld door de Koning Boudewijnstichting. Dat leidde tot ondersteuning van de Vlaamse overheid aan ‘Organisaties waar armen het woord nemen’. De toegekende middelen op cultureel niveau door de Stichting fungeerden als voorloper van het sociaal-artistieke werk.
Compagnie Tartaren
Het begrip ‘voorloper’ houdt in dat hetzelfde ‘Algemeen Verslag over de Armoede’ ook baanbrekend was voor de sociaal-artistieke praktijk. De uitspraak van armen dat ze zich meer uitgesloten voelden op cultureel dan op economisch vlak betekende een kleine revolutie. Na een aantal projectrondes onder de noemer art.23* nam minister Anciaux de sociaal-artistieke praktijk op als beleidslijn. Als sociaal-artistiek gezelschap is Compagnie Tartaren ontstaan uit de buurtwerking. De organisatie is geëvolueerd naar een autonome vzw en recent is de overstap gemaakt van project- naar structurele subsidies. De probleemstelling binnen Compagnie Tartaren heeft betrekking op het feit dat arme mensen zich voor een hoge drempel geplaatst zien om naar buiten te treden met hun talenten; hun competenties worden zelden erkend, laat staan gestimuleerd. Vormt het participatieve een belangrijk onderdeel, dan is en blijft het artistieke het hoofddoel. Compagnie Tartaren wil volwaardige kunst maken. Drie elementen staan hierbij centraal: inclusie, respect en vrijwilligers. Inclusie slaat op het geven van dat duwtje in de rug aan een erg diverse groep; het gaat om psychisch zieken, kansarmen, allochtonen, mensen met fysieke en mentale beperkingen. Door de professionalisering van de zorg weet de samenleving niet meer hoe ze met deze mensen moet omgaan. Respect staat voor het maken van hoogwaardige producties vanuit ieders talent, vanuit ieders keuze. Deze openheid heeft gevolgen voor de werking. Het engagement van de deelnemers wordt laagdrempelig gemaakt door uitnodigingen ‘op maat’ te verzorgen. Op die manier worden de barrières die vaak te maken hebben met codes doorbroken en communiceert men met mensen die anders onbereikbaar blijven. Ook via de methodische aanpak worden veel drempels neergehaald door een stapsgewijze aanpak. Ondanks het feit dat er duidelijk hiaten zitten in het globale culturele aanbod, is het eerder moeilijk om met een sociaal-artistieke productie een plek te veroveren in het reguliere culturele circuit. Cultuurhuizen kopen immers twee jaar op voorhand voorstellingen uit voor hun programmatie. Een sociaal-artistieke productie valt hier buiten omwille van het lange, intense proces en het gegeven dat de output nooit vooraf bepaald is. En de hele werking is gebaseerd op vrijwilligers. Ze engageren zich voor andere mensen, vaak voor mensen met een vervangingsinkomen. Ze brengen structuur binnen, een sociaal netwerk, zelfontplooiing. Dat alles resulteert in een groepsdynamiek met zicht op het grotere geheel, een groter doel en een eigenwaarde in de groep. Daarnaast ontstaat er ruimte voor persoonlijke ontwikkeling via het verleggen van grenzen, het verruimen van contactvaardigheden, het aanreiken van tools dat hen uit het sociaal isolement haalt. Door waardering tenslotte krijgen mensen een stem, ook buiten de groep, want het gaat om hoogwaardige artistieke producties.
Coda
In de plooien van deze werkingen gaat een immens engagement schuil, maar ook volharding, verzet, schoonheid en bezieling. VVL wil vanuit het aspect ‘verbinden’ met de gesprekspartners een terugkoppeling organiseren. Die tweede sessie staat in functie van documentatie, van verdieping, van nuancering. Het geheel krijgt nadien een plek in een heus eindrapport.